Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij heerst over [21]de opgeblazenheid der zee; wanneer haar baren zich verheffen, [22]zo stilt Gij ze. 21. Of, hovaardigheid; dat is, over de opzwelling der zee; wanneer zij hare baren als uit hovaardigheid verheft; hetwelk alzo verklaard wordt met de naastvolgende woorden. Zie Job 26:12, en Job 38:11. 22. Of, zo bedwingt Gij ze.